
Andermans erfgoed 5
Teruggave van gestolen, geroofd of geplunderd erfgoed is een vanzelfsprekendheid.
Toch ligt daar vaak meteen al een onoverkomelijk probleem: teruggeven aan wie?
Twee voorbeelden.

De Benin Bronzen
Het Britse leger viel in 1896 het kleine, eeuwenoude Benin rijk aan. Omdat de vorst z’n lucratieve handelspositie niet wilde afstaan, moordden ze de koningsstad uit.
Tot de verbazing van de manschappen telde het paleiselijk centrum van de stad duizenden antieke plaquettes en beelden. Het merendeel ervan werd vanaf de dertiende eeuw door Edo stammen volgens de verloren-was techniek met messing gecreëerd.

De soldaten plunderden het paleis om het antiek bij thuiskomst te verkopen. Admiraal Henry Rawson, captain George Le Clerc Egerton, captain Charles Campbell, de voornaamste zeventien plunderaars ‘of the dark heritage’ staan beschreven in het boek ‘The Brutish Museums’. Summier beschreven, want prof. Dan Hicks wil niet bijdragen aan ‘ruin porn’: de heldhaftige verslagen waarmee het leger de publieke verontwaardiging van meet af aan probeerde te overstemmen.
Nog steeds maken deze verhalen over de Britse dapperheid tegen boswilden slechts heel geleidelijk plaats voor de werkelijke toedracht van de koloniaal geweld en expansie. Afgelopen juli las ik in The British Museum de volgende tekst naast The Benin Bronzes:

‘Veel van de messing voorwerpen uit Benin-Stad vielen in handen van de troepen en andere werden in het buitenland verkocht om de kosten van de expeditie te dekken en de slachtoffers schadeloos te stellen.’
De militaire slachtoffers, welteverstaan.
Zo accuraat als ‘bronze’ hier is gecorrigeerd in messing, zo bedrieglijk en eufemistisch is de rest van de zin.


Tegenwoordig vormt Benin een van de ‘traditional states’ zonder enige politieke macht binnen Nigeria. Europese musea aarzelen hun Benin Bronzen terug te geven aan een overwegend islamitische staat – of grijpen het aan als excuus.
Feit is wel dat de islam tegenwoordig weinig heil lijkt te zien in het beschermen van niet-islamitisch erfgoed, met name beeltenissen. Denk aan het beschadigen of zelfs opblazen van eeuwenoude boeddhistische beelden in Pakistan.
Vanaf de achtste eeuw is het afbeelden van mensen en dieren in de islam verboden.
Bamiyam, Pakistan
Tibetaans erfgoed

Ander voorbeeld. In 1903-04 trok de Britse Younghusband-expeditie naar Lhasa om betere handelscontracten en landsgrenzen af te dwingen.
In tegenstelling tot de Tibetanen waren de Britten goed bewapend en schoten in totaal zo’n vijf duizend mensen dood om hun doelen te bereiken.
Weinig weerhield de Britse militairen ervan om kloosters binnen te dringen en te graaien.

In de jaren zeventig waren er antiquairs die – met de militaire namenlijst in de hand – aanbelden bij de nabestaanden met de vraag of opa misschien nog een leuk souveniertje uit Tibet had meegenomen waar ze vanaf wilden. Veel van dit antiek werd - al dan niet via omwegen - door musea aangekocht toentertijd.

Nog geen vijftig jaar na de Britse strafexpeditie annexeerde communistisch China in 1959 de Tibetaanse hoogvlakte.
Met Mao’s rode boekje in de hand en de leuze ‘religie is opium voor het volk’ in het voorhoofd, doodden of vernederden de opgezweepte jongelieden van de Rode Garde vele monniken en bliezen vervolgens hun klooster domweg op met dynamiet.
Echter niet voordat hun legerleiding het betere antiek eruit had gehaald om in Hongkong te verkopen tegen de broodnodige internationale valuta voor Mao’s regiem.
Ergens eind vorige eeuw verklaarde de communistische partij in Beijing de Tibetaanse cultuur tot onderdeel van de Chinese beschaving. Naar verluidt is de vrouw van president Xi Jinping op haar oudere dag toegewijd aan het boeddhisme.
Maar welk westers museum zou het Tibetaans erfgoed aan China willen toevertrouwen?

De vlucht van de Dalai Lama in 1959
Kortom, de stelling ’gestolen en dus terug’ is uiteraard volkomen terecht, maar lang niet altijd eenvoudig uitvoerbaar. Zeker niet als je respect voor de – vaak spirituele – kunstvoorwerpen zelf laat meewegen.

(Hicks’ kreet ‘kom maar halen!’ is stellig chargerend bedoeld, ofschoon een Nigeriaan het in het Louvre toepaste onder het mom ‘het is van ons’ – en werd gearresteerd.)
Natuurlijk kun je stellen dat het bevoogdend is om de nazaten van de oorspronkelijke cultuur bij teruggave voorwaarden op te leggen. Dat ze zelf moeten kunnen bepalen wat ze ermee doen – ook al verkopen ze het door of slaan ze het kapot.
Maar wat als het land of de cultuur bedreigd wordt door anderen? Chinees antiek terug naar Taiwan? Moet het inmiddels zo geheten ‘Krim-goud’ naar Rusland, Oekraïne of kan het voorlopig maar beter in de kluizen van het Allard Pierson museum blijven liggen?

Kun je stellen dat de tot inkeer gekomen dieven en helers met hun illegaal verworven bezit zich toch ook een zekere verantwoordelijkheid op de hals haalden? Musea en verzamelaars zijn uiteindelijk weinig meer dan tijdelijke zorgdragers.
‘Hoe kunnen we de omvang van wat er is aangericht bij elkaar brengen en er rekenschap van afleggen?’ vraagt Hicks zich af.
‘Niet dat het geweld en verlies teniet kan worden gedaan, maar opdat het ding zelf weer in beeld kan komen – buiten de blik en schaduw van het museum als dief.’

Victor & Albert Museum

Het is wellicht wat boud om hardop te beweren, maar teruggave van erfgoed heeft met het slavernij-verleden gemeen dat het de meeste mensen geen donder kan schelen.

Men maakt zich immers niet of nauwelijks druk over de huidige (loon)slavernij in Azië en Afrika – zelfs niet in de betreffende ‘slachtoffer-landen’ zèlf – ook al vallen er doden bij.
Idem dito: wat heeft teruggave van erfgoed voor zin als roof gewoon doorgaat?
Mocht dit met de jaren iets minder zijn geworden, dan komt het doordat er minder topstukken nog te roven zijn.
Tralies boven tempelingang, Nepal.

Gekooide goden, Nepal.
Of doordat ze beter worden beschermd in musea, kerken, tempels, dorpshuizen, bibliotheken. Of doordat het buiten de reguliere media blijft, zoals het terug stelen van antiek in opdracht van Chinese oligarchen (zie Weerloos Erfgoed).

Hoe komt een verandering in mentaliteit tot stand als niemand er oren naar heeft? Geld en gewin blijft uiteindelijk wereldwijd de voornaamste motivatie en niet zelden gepaard aan grof geweld.
Met een ‘topprijs’ veroordeelt de financiële markt een kunstwerk tot ‘topstuk’. Visie of vakmanschap bepalen hoogstens de waarde, niet de prijs.
Kwaliteit doet er slechts beperkt toe, omdat deze niet goed meetbaar is, dwz niet uit te drukken in een cijfer of code.
Het houvast is: naam, naam, label, label, merk, merk, uniciteit.

Hoeveel geld er in de wereldwijde kunstmark omgaat, valt moeilijk te becijferen – nog afgezien van wat er allemaal onder ‘kunst’ en ‘erfgoed’ wordt verstaan.
‘Volgens de econome Clare McAndrew, die met haar team jaarlijks een kwantitatieve studie publiceert over de markt voor beeldende kunst, lag de globale omzet in de afgelopen jaren gemiddeld rond de $ 60 miljard per jaar.’
‘Markttransparantie vormt een belemmering in het veld: handelaars houden de details van verkopen privé, galeries maken de prijzen van kunstwerken niet openbaar en informatie over kopers wordt niet bekendgemaakt.’ - ‘Dirty money, pretty art’ - Christoph Rausch e.a.

Historisch tijdsoverzicht in de Victor & Albert Museum
Men noemt het wel ‘de wegwuif-cultuur van de kunsthandel’. De financiële omvang wordt wellicht iets meer zichtbaar via een afgeleide ervan:

‘Op basis van bestaand onderzoek en interviews met de verstrekkers van kunstfinanciering schatten wij de waarde van de leningen die aan verzamelaars en particulieren worden verstrekt, op 18 à 20 miljard dollar.’ - Artbasel
Om kunstwerken als onderpand te accepteren, willen banken de kunstwereld zoveel mogelijk gestandaardiseerd hebben. Niet echt anders dan bij edelstenen, waarbij niet de unieke intrinsieke biotoop telt maar de standaard kwalificaties in helderheid en kleur.

Om de prijs van een kunstwerk vast te stellen, zijn musea de voornaamste taxateurs. De recente aankoop door het Rijksmuseum van De Vaandeldrager (1636) bevestigt en standaardiseert de hoge prijs voor ‘een Rembrandt’ – waarmee het Rijks haar toekomstige aankopen nog duurder of zelfs onmogelijk maakte.

’In zekere zin is de anonimiteit van veel oude kunst haar redding om als asset (beleenbaar activum) buiten de kapitaalwereld te blijven.
De Savator Mundi zou geen $ 450 miljoen opbrengen als het niet kon worden toegeschreven aan Leonardo da Vinci.’ - Dirty money, pretty art.
Een groot en bepalend verschil op de wereldwijde kunstmarkt is dat Europese musea doorgaans staatseigendom zijn en de doorgaans kapitaalkrachtigere musea in de Verenigde Staten en China juist niet.

Typerend voor de museummentaliteit aldaar zijn wellicht de You-Tube interviews met Pradipaditya Pal als curator van het Los Angelos County Museum. Vanaf de zestiger jaren tot enige jaren terug verwierf hij de grootste museale collectie Nepalese oudheden.
Kort samengevat luiden zijn antwoorden:
‘Je bouwt een collectie op door te kopen wat beschikbaar is. Voor de aankoop hoef ik slechts met donateurs te overleggen. Wij hebben ondanks de omvang van onze collectie nog een aantal lacunes. Maar dat betekent niet dat ik ga rondbazuinen: “Hé, ik wil dit of dat ding." Als er toevallig iets op de markt komt, en we denken dat het relatief schoon is, en we kunnen het ons veroorloven, dan kopen we het.’
Pradipaditya Pal vertelt er niet bij dat hij een van de allereersten was die met precies dat doel eind vijftiger jaren – toen Nepal voor het eerst haar grenzen opstelde – meteen de Kathmandu Vallei bezocht ‘om de bijzonderste, oudste beelden te fotograferen’.

Een Nepalees verslag (helaas niet terug te vinden) opperde een aantal jaren terug dat de eerste onderzoekers – voorzien van een voor die tijd zeer ruime toelage van bijvoorbeeld The Smithsonian Museum – dikwijls ook de eerste dieven waren.
Hoe schaamteloos moet een wetenschapper zijn, was de onderliggende strekking, om nu te beweren dat een schildering of beeld dat eeuwenlang werd geëerd en gekoesterd net op tijd van de ondergang werd gered? Gekooide beelden, Nepal.

Honger is acuut, armoede heeft weinig keuze. Het verweer ‘we hebben voor de voorwerpen betaald’, klinkt een beetje als ‘we hebben er toch ook goeie dingen gedaan.’
Sinds de Me Too-beweging is het wat algemener bekend hoe machtsongelijkheid – het overwicht van geld en status – de zaken naar believen kan afdwingen zonder er veel woorden of handen vuil aan te hoeven maken. ‘Ze hebben het zelf aan me verkocht.’

Wat betreft de gelovige dief of verkoper in de vijftiger jaren, gaat de oude grap op over een wanhopige Indiase boer.
De regen blijft uit, z’n oogst mislukt. Elke ochtend zit hij voor z’n huis te piekeren hoe hij aan eten moet komen, want zijn kinderen lijden honger.
Eveneens zoekend naar eten, scharrelt er elke dag een heilige koe voorbij. Als op een ochtend binnenshuis het gezin luid kermt terwijl de koe passeert, springt de boer op en schreeuwt naar binnen: ‘Vrouw! Vlug! Geef me het grote mes! Een ezel!’
Geef er een andere naam aan en je kunt weer verder – in psychotherapie maakt men er regelmatig gebruik van.

The British Museum
In The Economic Times verklaarde Ingrid van Engelshoven als minister van cultuur:
’In de Nederlandse rijkscollectie is geen plaats voor cultureel erfgoed dat door diefstal werd verworven.’ Met het notitieblok in de hand zou een beetje journalist reageren: ‘Definieer diefstal.’
‘Het Nederlands Nationaal Museum van Wereldculturen is begonnen met een project van 5,5 miljoen dollar om haar gehele collectie door te lichten, geroofde voorwerpen te identificeren en aan te bevelen wat er met deze voorwerpen moet gebeuren.’ – Rijksvoorlichtingsdienst.
Vijf en half miljoen om te zien wat we terug zouden kunnen geven…

The British Museum
Dat de mensheid zichzelf slecht vertrouwt, blijkt wel uit het het feit dat men voor een oplossing voornamelijk investeert in technologische blockchain systemen.
Met oplopende ergernis worstelde ik me door een duur en dik ‘advies’ voor ‘kunst als belegging’ van een grote vermogensbeheerder voor met name welgestelde families.
’Waar komt de data vandaan en kunnen we er op vertrouwen?’

Pas aan het eind ervan werd duidelijk dat bij de geroemde, wereldwijde tracking systemen alles staat of valt met wat de eerste deelnemer op de computer invoert.
Oftewel: garbage in, garbage out.

‘Vanwege hun grote financiële waarde op de kunstmarkt,’ schrijft de Volkskrant 8 augustus ’22, ‘zijn Benin-bronzen de afgelopen jaren uitgegroeid tot een toetssteen voor de bereidheid van westerse musea om in het koloniale tijdperk geroofd Afrikaanse erfgoed terug te geven.’
De clou ontgaat me. Is de prijs te hoog om de beelden nog langer in bezit te houden? Wèlke ‘financiële marktwaarde’ als het leeuwendeel in museumbezit is?
Bovendien, Afrikaans of Aziatisch erfgoed is niet de werkelijke ‘toetssteen’ in de westerse museumwereld.
De steen des aanstoots is al vele decennia het geroofde marmer uit de Acropolis in Athene, ‘dè culturele bakermat’.

De Elgin Marbles in The British Museum
Na de roof in 1815 door Thomas Bruce – de zevende graaf van Elgin – en de aankomst in Londen werden de ‘Elgin Marbles’ uitbundig ontvangen. De roof werd zelfs bewierookt door vooraanstaande schrijvers als Keats en Goethe.
Alleen het volk - dat ondanks alle koloniale rijkdommen een gerede honger kende - sprak er schande van. Dat de regering zoveel geld aan een zooitje ‘stones’ besteedde!

Op 4 nov 2019 meldde The Guardian dat externe gidsen regelmatig een ‘stolen goods tour’ door The British Museum organiseerden. De ‘woordvoerster van het museum’ hield vol dat de van oorsprong Griekse Elgin-marbles ‘legaal waren verworven’ met ‘goedkeuring van de Ottomaanse autoriteiten van die tijd’.

De Elgin Marbles in The British Museum
Geoffrey Robertson QC, een vooraanstaande mensenrechtenadvocaat die van regeringswege de opdracht kreeg voor nader onderzoek, zei op 4 nov 2019 tegen The Guardian: ‘De beheerders van het British Museum zijn 's werelds grootste ontvangers van gestolen goederen, en het overgrote deel van hun buit is niet eens te bezichtigen.’

Toen zijn boek uitkwam zei hij in Artnews echter: ‘De bronzen beelden van Benin zijn kunst die belangrijk is voor Afrika, maar niet voor de wereld op de manier waarop de Elgin Marbles internationale weerklank hebben.’
In zijn boek voegde Robertson er nog aan toe dat teruggave van de Elgin Marbles nieuwe claims zou kunnen aanmoedigen, ‘hoewel - omdat de Marbles uniek zijn - niet noodzakelijk succesvolle’.
Dan Hicks is duidelijker: ’De geplunderde voorwerpen zijn onlosmakelijk verbonden met het imperialisme. Hun voortdurende aanwezigheid in musea in Groot-Brittannië is een voortzetting van dat geweld.’
Ter illustratie van dat geweld geeft Hicks een lange lijst van ‘small wars’ tijdens de Britse ‘industriële oorlogsvoering’ om hun ‘empire where the sun never sets’ te behouden en te exploiteren. Tezamen vormen ze volgens hem ‘World War Zero’.
(Onderaan citeer ik de lijst omdat deze aansluit bij het bekendere overzicht van de 200 jaar oorlog die de VS tot nu toe voeren en die wel ‘de derde wereldoorlog’ wordt genoemd.)
Misschien valt Hicks’ imperialism nader aan te duiden met corporate colonialism. Of beter nog met the international world of finances, want het vele geld dat ‘op zoek naar winst als kwikzilver over deze aardkloot klotst’ kent al lang geen aanwijsbare oorsprong of thuisland meer.

De Elgin Marbles in The British Museum
Ik kan geen reden bedenken waarom uitgerekend deze twee collecties – de Elgin Marbles en de Benin Bronzes – zo vaak tezamen worden genoemd. Behalve dan dat beide worden tentoongesteld in hetzelfde British Museum. Nergens las ik echter hoe plastisch de eurocentrische suprematie daar ter plekke wordt geëtaleerd.
- De Elgin Marbles staan of hangen prominent in grootse, wijdse zalen met m.i. een teveel aan licht – ze zijn al wit.
- De Benin Bronzen liggen in een kleine benedenzaal waar de verlichting zo minimaal is dat je vreest dat men ‘donker Afrika’ wil uitbeelden.

Gezien bovenstaande foto’s moge duidelijk zijn dat het niet aan mijn camera of kunne ligt.
Het voornaamste ‘excuus’ om de geplunderde koloniale schatten te behouden - zonder dat overigens zo te benoemen - is dat de collecties educatief zijn. Het schijnt tegenwoordig hèt sleutelwoord te zijn om subsidies te verkrijgen.
Gezien alle vliegreizen, tv-media, internet-mogelijkheden lijkt me het me een zelfde soort discussie als het wel of niet onderhouden van dierentuinen.

Vircore & Albert Museum
In musea lijken bezoekers te veronderstellen dat een ontbrekende arm, hoofd of voet schade is die onverhoopt met het verstrijken van de tijd is ontstaan. Heel vaak echter – en al sinds heel lang – ontstond de schade doordat dieven en plunderaars overhaast te werk moesten gaan.

De Elgin Marbles in The British Museum
De Elgin Marbles ondergingen aardbevingen, oorlogen, ruwe verwijdering en onderweg naar Londen zelfs nog schipbreuk. Naar mijn beleving stonden de kolossale marmeren brokstukken in de kale zalen van The British Museum vooral kapot te wezen.
Hoe anders zou de ervaring zijn als ze zich op hun oorspronkelijke plek bevonden: zo was het hier ooit.

De Elgin Marbles in The British Museum
Een van de beste maar helaas zelden genoemde redenen voor teruggave is dat het betreffende erfgoed in z’n oorspronkelijke omgeving vanzelf meer betekenis en schoonheid heeft. Dergelijke meerwaarde in belevenis heeft zowaar zelfs een eigen naam: context.

Parthenon, Acropolis, Athene.
Als zo vaak overheerst echter de politieke context. President Macron vond het recentelijk opportuun om in een speech te zeggen dat ‘het Afrikaanse culturele erfgoed niet langer een gevangene van Europese musea mag blijven’.
Tijdens een bezoek aan het Acropolis Museum waren de Griekse president Prokopis Pavlopoulos en de Chinese president Xi Jinping het helemaal met elkaar eens dat ‘de geroofde Parthenon Elgin Marbles niet in The British Museum thuishoren.’

‘U zult niet alleen mijn steun hebben,’ zei Xi, ‘we moeten ook samenwerken. Veel van onze eigen relics bevinden zich eveneens illegaal in het buitenland en moeten zo snel mogelijk terug naar hun thuisland.’ CNN style
Het was allemaal ‘against every sense of culture’, vond de tiende Chinese voorzitter/president sinds de barbaarse culturele revolutie in eigen land.
The British Museum

De Elgin Marbles in The British Museum
De controverse omtrent de Elgin Marbles duurt inmiddels zo lang dat het meer dan genant wordt. Aldoor nog is zo’n 40% van de Britten tegen teruggave.
Op z’n blog grapte schrijver en komiek Stephen Fry laatst: ‘It’s time we lost our marbles.’

The British Museum
Een journalist van de Nepali Times beschreef een paar jaar terug hoe hij een geroofd Laxmi beeld aantrof in een museum in de Verenigde Staten.
‘Van een straatnisje, smoezelig dankzij olielampjes en wierook, was zij terecht gekomen in een galmende, klinische ruimte die het midden hield tussen een leeg zwembad en een decor voor American Psycho. Onze godin van liefde en licht had niet verder van huis kunnen zijn.’

PS: Uit The Brutish Museum
'Op woensdag 23 september 1896 werd koningin Victoria de langst regerende monarch in de Engelse geschiedenis. Het Victoriaanse tijdperk was één en al vrede,’ schreef de Western Gazette in die tijd.
‘Small wars’ - ook wel 'Little wars’ genoemd - telden kennelijk niet mee.

- Afghan war 1838-40,
- first Chinese war 1841
- Sikh war 1845-46
- Kaffir war 1846
- second war with China1849,
- second Afghan war 1849,
- second Sikh war 1848-49,
- Burmese war 1850,
- second Kaffir war 1851-52,
- second Burmese war 1852-5
- Crimea 1854,
- third war with China 1856-58,
- Indian Mutiny 1857,
- Maori war 1860-61,

- more wars with China 1860 and 1862,
- second Maori war 1863-65,
- Ashantee war 1864
- war in Bhootan 1804,
- Abyssinian war 1867-8,
- war with the Bazotees 1868,
- third Maori war 1868-9,
- war with the Looshais 1871,
- second Ashantee war 1873-4’
- third Kaffir war 1877,
- Zulu war 1878-79,
- third Afghan war 1878-80,
- war in Basutoland 1879-81,
- Transvaal war, 1879-81,
- Egyptian war 1882,
- Soudan 1885-85-89,
- third Burma war 1885-92,
- Zanzibar 1890,
- India 1890,
- Matabele wars 1894 and 1896,
- Chitral campaign 1895,
- third Ashantee campaign 1895,
- second Soudan campaign 1896
